Interview: Hein Dik
Fotografie: Nick van Ormondt
Margriet 52/02
’Ik heb twee keer kanker gehad, ik ben genezen en heb veel zin om er
weer voluit tegenaan te gaan’
Vier jaar geleden werd bij Elco Brinkman kanker geconstateerd.
Hij herstelde, maar begin dit jaar kwam de ziekte terug. Gesteund door zijn
vrouw en kinderen vocht Elco het afgelopen jaar opnieuw tegen kanker. Hij
en zijn vrouw vertellen hun verhaal aan Margriet in de hoop dat dit anderen
zal helpen.
Het gesprek is halverwege als we het hebben over een mogelijk
verband tussen kanker en stress. “Maar ik ben niet zo’n stresskip,”
zegt Elco Brinkman over zichzelf. Hij bedoelt dat hij vrijwel nooit gebukt
gaat onder overspanning. Opgefokt en paniekerig reageren, ligt niet in zijn
aard, hoe moeilijk de omstandigheden ook zijn.
Dat neemt niet weg dat het een grote domper was toen hij bijna een jaar geleden
voor de tweede keer te horen kreeg dat hij kanker had. Vier jaar geleden was
hij behandeld vanwege non-Hodgkin, een ernstige ziekte, maar goed te genezen
en van uitzaaiing was geen sprake.
Elco Brinkman onderging die eerste keer de nodige therapieën, werd genezen
verklaard en ging weer opgewekt aan de slag als voorzitter van het Algemeen
Verbond Bouwbedrijf. Het was niet zo dat hij nooit meer aan de ziekte dacht,
maar het was achter de rug, het hield hem niet meer dagelijks bezig.
Tot hij begin 2002 plotseling last kreeg van zijn gehoor. Elco Brinkman: “Janneke
en ik zaten in de ArenA bij het feest rond het huwelijk van Máxima
en Willem-Alexander en ik merkte dat er iets niet klopte. Ik hoorde niet goed.
En als ik wat zei, hoorde ik mezelf zo raar terug.”
Binnen enkele weken was de diagnose gesteld: opnieuw was er sprake van non-Hodgkin.
De ziekte was goed aan te pakken, de vooruitzichten waren positief, maar er
was wel een intensieve behandeling nodig, een plekje in de omgeving van de
amandelen moest worden bestraald en daarnaast werd chemotherapie voorgeschreven.
Inmiddels zijn de behandelingen afgesloten; de ziekte is verdwenen, hebben
de artsen vastgesteld. Elco Brinkman heeft zijn werk hervat. Samen met Janneke,
zijn vrouw, vertelt hij hoe ze deze periode samen hebben beleefd.
Deze ziekte maakt onzeker
Elco: “Vier jaar geleden was de hele aanloop veel langer. Ik voelde
me toen al een tijdje lamlendig, maar het was een periode waarin ik hard had
gewerkt, dus dacht ik dat het daardoor kwam. Ik wist dat er iets niet goed
zat, maar kon het niet benoemen. Ik schrok natuurlijk enorm toen ik hoorde
dat het kanker was. Tegen de behandeling zag ik op. Ik wist niet wat me boven
het hoofd hing.
Het was een ontzettende tegenvaller toen begin dit jaar bleek dat het was
teruggekomen, maar tegen de behandeling als zodanig zag ik nu minder op, omdat
ik ongeveer wist wat er ging gebeuren. Wat vooral hard aankwam, was het feit
dat het was teruggekomen.”
Janneke: “We zijn erg geschrokken, juist omdat hij zich zo goed voelde
en er goed uitzag. Het kwam totaal onverwacht, al wisten we dat er wat aan
gedaan kon worden.”
Elco: “Het heeft tijd nodig voor je ermee om kunt gaan. Maar als je
merkt dat de behandeling aanslaat, geeft dat moed. En als je na een tijdje
hoort dat het niet de ernstigste vorm van kanker is en dat het niet uitzaait,
dan zeg je tegen jezelf: ‘Het is vervelend, maar het is te doen.’”
Janneke: “Eerst dachten we nog gewoon aan een ontsteking. Elco ging
voor die ontsteking naar de KNO-arts...”
Rechtstreeks tegen haar man: “Je zou me bellen hoe dat was afgelopen,
maar je kwam thuis en zei: ‘Het is weer terug. Het is niet goed.’
Toen Elco het net had verteld, voelde ik me verdwaasd. Je kunt het nauwelijks
bevatten. Dit kan niet, denk je. Pas na een poosje begint het stukje bij beetje
tot je door te dringen.”
Elco: “Met de behandeling kon snel worden begonnen. Maar dat sluipende,
dat verborgene van de ziekte... Dat zijn elementen waaronder ik me ongemakkelijk
voelde. Het zat weer op dezelfde plek. Mogelijk had het daar al die jaren
gerommeld. Dat maakt onzeker.
Beide keren vonden we het een situatie waarin we tijdelijk ‘van de antenne’
moesten, in de zin dat we de deuren naar de buitenwereld dicht deden. Je wilt
op jezelf zijn, samen met je vrouw, je kinderen, je naaste omgeving.
Het is lastig om de levenslijn met de buitenwereld tijdelijk door te knippen,
want ja, ik leef in zekere zin van het publieke leven, ik vind het plezierig
om contact te hebben met mensen. Je komt achter veel verschillende deuren
en opeens word je teruggeworpen op je eigen vierkante meters. Omdat je werk
zich zo in de openbaarheid afspeelt, valt het op als je er niet bent. Mensen
zitten toch te wachten. Ze vragen zich af: komt-ie überhaupt terug? Omdat
je deel uitmaakt van het publieke leven, is je ziekte er ook een onderdeel
van.”
Janneke: “Je hebt brieven geschreven aan al die organisaties waar je
voor werkt: de bouwers, het Rode Kruis, het Prins Bernhard Fonds, noem maar
op. Dan wordt het algemeen bekend, daar krijg je weer reacties op en dat maakt
het toch zwaarder. Aan de ene kant is het goed om de hartelijkheid van mensen
te ervaren, het is hartverwarmend hoe men mee wil leven, vrienden, maar ook
mensen die verder van ons staan. Maar aan de andere kant kregen we ook zwaarmoedige
brieven. Terwijl je dan zelf alweer een stapje verder bent.”
Elco: “Wat ik bemoedigend vond, is dat mensen wel onderscheid maken
tussen de functionaris en de persoon. Als functionaris heb ik vaak op mijn
kop gekregen, wat dat betreft ben ik het nodige gewend. Maar dan ervaar je
toch dat mensen, die het misschien niet altijd met je eens zijn, je toch als
mens het beste wensen.”
Janneke: “Als je zelf kwetsbaar en ziek bent, durven mensen je in vertrouwen
te nemen. Weet je nog, Elco? Dat meisje dat we tegenkwamen op het strand?
Ze liep met een hoofddoek om, was ook kaal geworden door de chemotherapie
en wilde gewoon even met je praten. Haar was hetzelfde overkomen. Dat geeft
een soort lotsverbondenheid. Want je bent onzeker en angstig als je lichaam
je in de steek laat. En ik vond ook niet dat je het had verdiend. Je had al
zoveel meegemaakt, vervelende dingen, en nu moest je het hele circus weer
ondergaan.”
Opeens meer tijd voor elkaar
Elco: “Bij deze tweede keer had ik me vast voorgenomen dat ik me het
leven wat minder door de vingers zou laten glippen. De eerste keer wist ik
niet waar mijn dagen bleven.
Nu heb ik geprobeerd er wat meer structuur in te brengen. Dat klinkt rationeel,
maar met deze ziekte kun je echt wel iets. Het is anders dan wanneer je met
je been opgetakeld in bed ligt en geen kant uit kunt. Door bestraling en chemotherapie
voel je je niet altijd even goed, je kunt je loom voelen, moe, maar fietsen
of wandelen zijn te doen, al moet je wel oppassen, omdat je vatbaarder bent
dan normaal.
Het gekke is dat het lijkt alsof je met een blok aan je been loopt. Neem dat
gangetje naar de postbus, hier honderd meter verderop. Een zevenmijlswedstrijd
is het wel eens geweest om er te komen.
Toch is het me gelukt om wat minder gevangen te zitten in de ziekte dan de
eerste keer. Een aantal dingen voor het werk heb ik nog kunnen doen. Daarbij
speelt mee dat er een stemmetje in mijn hoofd zit dat fluistert: vragen mensen
uit mijn werk zich af of ik ooit nog terug zal komen? Het is de tweede keer,
zeggen ze, je weet maar nooit.”
Janneke: “Nieuw was dat we opeens meer tijd hadden voor elkaar. Dat
heb ik als ongelooflijk positief ervaren. We hebben altijd een druk leven
gehad, Elco zeker, van de ene afspraak naar de andere. ‘s Morgens aan
het ontbijt bespraken we vroeger de dag: ‘als ik me nou om vier uur
hier laat afzetten, dan kan ik om half zes daar zijn en met een beetje geluk
kunnen we dan om acht uur dit en dat...’
En nu opeens waren we hier de hele dag samen thuis. Ik liep eens bij Elco
binnen, hij kwam eens bij mij op het atelier. We praatten, dronken thee, kookten.”
Elco: “Je ontdekt de waarde van gewone dingen. Gesprekken die heus niet
allemaal over diepgaande onderwerpen hoeven te gaan. De belangstelling voor
elkaar, de nieuwsgierigheid naar elkaar, verdiept zich.
We zijn geen mensen die het zoeken in verre wereldreizen. Janneke is een huismus.
Ik ben een huismus. En we hebben het zo vaak druk gehad dat we het lekker
vonden om samen thuis te zijn.”
Janneke: “Heel veel vrienden zijn je hier thuis komen opzoeken. Hartelijke
mensen die hoopten op een goede afloop en die oprecht blij waren om je te
zien.”
Elco: “Je hebt toch ook enigszins de neiging weg te duiken. Door de
chemotherapie voel je je loom. Je moet geregeld een paar uur aan het infuus,
daar word je niet echt vrolijk van. En daarnaast die bestraling, vier weken
lang, elke ochtend. Het is weliswaar maar een minuutje en het ziekenhuis is
vlakbij, maar toch... Er gaat een zekere beklemming vanuit. Ook door de gesprekken
die je hebt met de mensen die daar in de wachtkamer zitten. Door al die omstandigheden
is het prettig om thuis te zijn. Hier in mijn eigen omgeving – zo’n
buurt is net een klein dorp - heb ik er ook geen moeite mee gehad met een
kale kop rond te lopen. Ik was als student al kaal geweest, ik was al eerder
kaal geweest en realiseerde me dat ik het alleen maar erger maakte als ik
het opvallend zou gaan verbergen. Ik denk ook dat je meer denkt dat mensen
er vreemd over doen dan werkelijk het geval is. Kanker wordt meer aanvaard.
Er wordt niet zo over gesmiespeld. Je moet er niet mee te koop lopen, maar
ik zie niet in waarom je er niet open mee om zou kunnen gaan.”
Omgaan met de dood
Janneke, rechtstreeks tegen hem, hartelijk: “Ik
zie je nog met je kale kop in de kerk staan, waar je als oudste zoon moest
spreken bij het overlijden van je moeder. Je bent een goede spreker, maar
je vindt het sowieso moeilijk als het heel dichtbij komt en met familie te
maken heeft. Maar je deed dat prachtig.
Je wilde dat verhaal van je moeder zo goed mogelijk vertellen, niet verstikt
door tranen, maar verstaanbaar. En je wilde ook recht doen aan je broers,
die hadden gezegd wat zij belangrijk vonden.
Het was heel goed, misschien juist wel omdat je in zo’n periode zelf
zo intensief bezig bent met leven en dood. Door wat jou zelf overkwam, kon
je het vertellen.”
Elco: “Mijn moeder is overleden in de periode waarin ik ziek was. Dat
was ook een aanslag op de gewone dingen. We waren buitengewoon bevoorrecht
dat we al onze ouders nog hadden. Maar ja, toen moest ik toch gaan vertellen
dat ik ziek was. Je zegt het niet, maar er gaat toch door je heen: misschien
ben ik nog wel eerder weg dan... Ik heb geprobeerd het mijn moeder zo positief
mogelijk te vertellen, maar het waren toch tranen.”
Janneke: “Net zo erg is het om het aan je kinderen te vertellen. Dat
is emotioneel, al hebben de kinderen gelukkig ook steun aan elkaar. De twee
meisjes willen elkaar zien op zo’n moment. Onze zoon heeft zijn vriendin.
Maar je ervaart hoe belangrijk het is dat je familie hebt, dat je het niet
allemaal alleen hoeft te doen.”
Ongrijpbare processen
Elco: “Het verhaal dat kanker in verband brengt
met spanningen, heb ik natuurlijk geregeld gehoord. En het is waar, we hebben
inderdaad het een en ander meegemaakt. Neem de verkiezingen van 1994, dat
was niet gering (Brinkman, lijsttrekker van het CDA, werd al maanden gedoodverfd
als premier, maar het CDA leed een grote nederlaag en hij verliet later de
landspolitiek, red.).
Zelf weet ik niet of dat verband er is. De eerste keer dat die kanker zich
bij mij openbaarde, was vier jaar na die verkiezingen. Dus vraag je je af:
heeft je lijf zo lang nodig om tot die reactie te komen? Bovendien: van nature
ben ik niet zo gestresst.”
Janneke: “Zelf geloof ik wel dat je afweersysteem minder kan worden
als je veel onder spanningen hebt te lijden. Maar het is waar, Elco kon het
altijd prima aan.”
Elco: “Het ligt ook niet zo in onze aard om rond zo’n ziekte naar
allerlei nieuwe filosofieën te grijpen. Je zit wel in een heel onzekere
situatie. Wat ik vooral wilde, was er greep op houden. De wetenschap helpt
je daar voor een deel bij, omdat ze door middel van scans en zo veel meer
kunnen zien dan vroeger, maar honderd procent zekerheid kan niemand je geven.
Kennelijk spelen zich in je lijf bijna ongrijpbare processen af, die je niet
zo gemakkelijk zichtbaar kunt maken.
We zijn niet uitgeweken naar allerlei alternatieve levenswijzen of religies.
Je bent meer bezig met de basis van het leven. We zijn geen mensen die elke
week in de kerk komen, maar we zijn gereformeerd, daarmee zijn we opgegroeid,
dat zit in je genen. En wat je wel merkt in zo’n periode is dat je daar
bewuster mee bezig bent en dat je er dan ook steun aan hebt.”
Janneke: “Begrippen als hoop en genade spelen door je hoofd. En dat
je mág hopen.”
Elco: “Je bent ook meer, om het zo te zeggen, met de loop van het leven
bezig. Ik ben nu 54, ik hoop dat ik nog een tijdje mee mag, maar dit is sowieso
- ook als je niet ziek bent - een periode in je leven waarin je stilstaat
bij de vraag: wat heb ik gedaan? Zowel in mijn werk als in mijn persoonlijk
leven? En wat doe ik de rest van mijn arbeidzame leven?
Van zo’n ziekte ga je meer relativeren. Laat ik maar een eenvoudig voorbeeld
geven.” Met een glimlach: “Ik ben kaal geweest, maar nu ik haar
terugkrijg, heb ik borstelhaar waar de schoonmaakbranche jaloers op kan zijn.
In het begin denk je: tjonge, tjonge, moet je nu toch eens kijken... Kan ik
zo een toespraak houden?” Lachend: “Maar ik heb geen ander haar
dan dit, dus denk ik nu: ze moeten me maar nemen zoals ik ben, het is niet
anders dan het is.
Toen ik twintig, dertig was, wilde ik mezelf enorm bewijzen. Je wilt meer,
je wilt verder, je wilt vooruit. Nu denk ik nog steeds niet aan afbouwen,
ik houd nog steeds veel van mijn werk, maar ik denk wel: jongens, als het
je niet bevalt, jammer dan.”
Momenten van geluk
Elco: “Ik heb twee keer kanker gehad, ik ben genezen
en heb enorm veel zin om er weer voluit tegenaan te gaan. Ik sta recht overeind,
maar ben ook afstandelijker dan vroeger.
Tien jaar geleden werd ik gedoodverfd als premier van dit land. Dat zag je,
dat wist iedereen, daar werd je als het ware voor geprogrammeerd. Ik herinner
me nog dat ik met collega Jaap de Hoop Scheffer op pad ben geweest naar het
buitenland om kennis te maken met een aantal premiers en ministers van buitenlandse
zaken, waarbij toch de gedachte was: misschien zijn dat straks je collega’s.
Nou goed, dat is anders gelopen en daar heb ik vrede mee. Balkenende doet
het heel goed, vind ik, en ik zit niet met het ongemakkelijke gevoel van:
eigenlijk zit hij op mijn plek.
Ik volg de Haagse politiek met buitengewoon grote interesse, ze kunnen me
ervoor wakker maken als er iets gebeurt, maar het is niet het belangrijkste
in mijn leven. In die zin heb ik iets onafhankelijks gekregen. Als er iets
op dat gebied op mijn weg komt, zie ik dan wel weer.
Van zakelijke dingen heb ik ook nooit archieven gemaakt. Wat je overhoudt
en belangrijk vindt, zijn toch de meer persoonlijke dingen.”
Janneke: “Eén van de fijne dingen is dat we zoveel kunnen delen.
Met elkaar, maar ook met de kinderen. We zijn een gezin dat heel intensief
met elkaar optrekt. De kinderen komen graag en vaak. We vinden het leuk als
ze zomaar binnenvallen, niet alleen op hoogtijdagen.
Hoe je elkaar nodig hebt, hebben Elco en ik het afgelopen jaar heel intensief
ervaren. Dat je bij elkaar kunt zijn, dat je ziek kunt zijn, dat je onbenullige
dingen tegen elkaar kunt zeggen, maar dat je er bent voor elkaar.
Mijn werk is één van de steunpunten in mijn leven, maar de meest
stabiele factoren zijn Elco en ons gezin. Elco heeft een soort rust. Ik mag
met al mijn emoties en met al mijn vragen bij hem komen; voel me thuis bij
hem.
We hebben nu allebei een eigen wereld. Hij het rumoerige Den Haag en ik vooral
de stilte van mijn atelier, al heb ik in mijn werk met steeds meer verschillende
mensen te maken: met licentienemers, uitgevers, ontwerpers, noem maar op.
We overleggen over schrijfpapier, agenda’s, serviezen, dekbedden. Ik
vind het boeiend, dat werk in een wereld van bloemen en planten en seizoenen.
Door Elco’s ziekte zijn de gewone dingen bijzonder geworden. Niets is
vanzelfsprekend. Je voelt alles sterker. Niets is vanzelfsprekend. Alles wordt
emotioneler en krijgt een extra dimensie. Zo’n moment bijvoorbeeld als
hij een kopje koffie komt drinken op mijn atelier.”
Elco: “Het woord dankbaarheid is zo beladen, maar tijdens zo’n
ziekte word je je wel bewust van dingen waar je dankbaar om kunt zijn.
Eigenlijk besef je pas achteraf goed hoe intensief je beiden met hetzelfde
lijf bezig bent geweest. Letterlijk en figuurlijk. Ik ben apetrots op Janneke.
Ze heeft haar eigen bestaan opgebouwd. Dat vreet energie. Ze staat vaak al
om zes uur op en zit dan in haar atelier van haar bloemen en kleurtjes te
genieten. Ook toen ik ziek was, waren we steeds dicht bij elkaar.
Na een paar uur begint haar telefoon te ratelen. Mensen houden van de manier
waarop zij de natuur terugbrengt in ons bestaan. Ik word meer geassocieerd
met beton. Allerlei mensen willen graag met haar samenwerken en dat vind ik
fantastisch. Emancipatie in de praktijk en weinig mannenbroeders rond haar
werktafel.
Werken ontneemt je gelukkig wat uitzicht op ellende. Maar tegelijkertijd werd
ze verscheurd door de onzekerheid over mijn lot. Samen leed delen kon wel
eens beter aanmaakhout zijn voor een warmend vuur van herinneringen dan alleen
maar verliefdheid. Je moet geluk niet teveel aan de grote klok hangen, maar
ik bewonder haar veel meer dan ik ooit laat blijken.”
Aan het slot van ons gesprek vertelt hij nog ontspannen.
“Eén van onze dochters is in een studentenhuis op de wallen gaan
wonen. Zij belde met de vraag of ik kon helpen een boekenplank bij haar op
te hangen. Dus daar liep ik met een gereedschapskist en een plank over de
wallen. Je zag mensen kijken. Hé, Brinkman, wat moet die hier?
Maar ik voelde me prima. Het was een moment van groot geluk en onafhankelijkheid,
een emotie die ik me herinner uit mijn studententijd. Ik beleefde er plezier
aan en dacht: ik loop hier met mijn vrouw om een boekenplank bij onze dochter
op te gaan hangen en wat jullie ervan denken, kan me niet schelen. Ik ben
er nog steeds.”